Valkenswaards Kamerkoor

Concert ‘De vier elementen’

– een muzikale en visuele traktatie

De titel ‘De vier elementen’ doet al het een en ander vermoeden en ja: het gaat inderdaad over ‘aarde’, ‘lucht’, ‘water‘ en ‘vuur’.
We weten dat ze elkaar soms bijten maar ze zijn ook onverbiddelijk met elkaar verbonden; zonder hen zouden we niet hebben bestaan en dus ook niet kunnen leven.
Die ‘struggle for life’ wordt muzikaal uitgedragen als je naar de liederen luistert die we op het programma hebben staan.
De nummers lijken ook elkaar soms “het licht niet in de ogen te gunnen”, soms worstelt een nummer met zichzelf, b.v. in de strijd tussen water en vuur.

Ook het koor heeft zich door deze elementen moeten worstelen, maar ….met succes!
Het is een indrukwekkend en spectaculair concert geworden waarin, naast de muziek, ook veel aandacht is voor het bewegende beeld.
Zodoende worden meerdere zintuigen geprikkeld: de oren, de ogen en natuurlijk het gevoel.

Enkele foto-impressies:

Opname concert (Youtube):

 

Dit concert is mede mogelijk gemaakt door:

Programma overzicht.

[De volgorde kan afwijken tijdens het concert!]

1. Terra Tremuit

Terra tremuit et quievit:
Dum resurgeret in judicio Deus.
Alleluia.

De aarde beefde en werd stil.
Terwijl God weer zou opstaan ​​in het oordeel.
Halleluja.

2. Dem dunkeln Schoss der heilgen Erde

Dem dunkeln Schoß der heilgen Erde
vertraut der Sämann seine Saat
und hofft,
daß sie entkeimen werde
zum Segen, nach des Himmels Rat.
Noch köstlicheren Samen bergen
wir trauernd in der Erde Schoß
und hoffen, dass er aus den Särgen
Erblühen soll zu schönerm Los.

Aan de donkere schoot van moeder aarde
vertrouwt de zaaier toe zijn zaad
en hoopt, dat het zal ontkiemen tot onze zegen,
zoals de hemel het heeft bepaald.
Kostbaarder is nog het zaaigoed
dat wij treurend begraven
in de schoot van de aarde
en hopen, dat het vanuit het graf
zal opbloeien voor een mooiere hemelvaart.

3. Earth song

Sing, be, live, see…
This dark stormy hour,
the wind it stirs.
The scorched earth cries out in
vain:
O war and power, you blind and
blur.
The torn heart cries out in pain.
But music and singing have been
my refuge,
and music and singing shall be
my light.
A light of song, shining strong:
Alleluia!
Through darkness and pain and
strife, I’ll sing,
I’ll be, live, see…
Peace.

Zing, wees, leef en zie…
Dit donkere stormachtige uur,
de wind roert zich.
De verschroeide aarde schreeuwt tevergeefs:
O oorlog en macht,
je verblindt en vertroebelt.
Het verscheurde hart schreeuwt
van pijn.
Maar muziek en zang vormden
mijn toevlucht,
en muziek en zang zullen mijn
lichtpunt zijn.
Een lied straalt als een sterk licht:
Alleluja!
Door duisternis en pijn en strijd,
zal ik zingen,
zal ik zijn, leven en zien…
Vrede

4. En la Fuente del rosel

En la fuente de rosel la van la niña y el doncel.
En la fuente de agua clara con sus manos lavan la cara,
él a ella y ella a él,
lavan la niña y el doncel.

Het meisje en de jongeman gaan naar de rozenfontein.
In de fontein met helder water wassen ze met hun handen
hun gezichten,
hij wast haar en zij wast hem, ze wassen het meisje en de jongeman.

5. The shower

Cloud, if as thou dost melt, and with thy train of drops make soft the Earth,
my eyes could weep
O’er my hard heart,
that’s bound up and asleep;
Perhaps at last,
Some such showers past,
My God would give a sunshine after rain.

Wolken, zoals u oplost, en met uw sluier van regen
de aarde kan verzachten;
als zo mijn ogen zouden tranen
op mijn versteende hart,
slapend als vulkanen;
wellicht aan het eind,
als het tranendal verdwijnt,
geeft mijn God nog wat zonneschijn als zegen.

(bron: https://bavohopman.nl/)

6. As torrents in summer

As torrents in summer,
Half dried in their channels,
Suddenly rise,
tho’ the sky is still cloudlesss.
For rain has been falling.
Far off at their fountains;

So hearts that are fainting
Grow full to o’erflowing,
And they that behold it,
Marvel, and know not
That God at their fountains
Far off has been raining!

 

 

Zoals het wilde water zomers,
in een half verdroogde bedding
plotseling stijgt,
zonder een wolkje aan de lucht,
omdat het ver weg bij de bron
geregend heeft;

zo kan een verschrompeld hart
volledig overstromen,
tot verwondering van de omstanders,
want ze weten niet
dat God de bron ver weg
beregend heeft.

(bron: https://bavohopman.nl/)

7. Just as the tide was flowing

One morning in the month of May,
Down by some rolling river,
A jolly sailor, I did stray,
When I beheld my lover,
She carelessly along did stray,
A-picking of the daisies gay;
And sweetly sang her roundelay,
Just as the tide was flowing.

O! her dress it was so white as milk,
And jewels did adorn her.
Her shoes were made of the crimson silk,
Just like some lady of honour.
Her cheeks were red, her eyes were brown,
Her hair in ringlets hanging down;
She’d a lovely brow, without a frown,
Just as the tide was flowing.

I made a bow and said, Fair maid,
How came you here so early?
My heart, by you it is betray’d
For I do love you dearly.
I am a sailor come from sea,
If you will accept of my company
To walk and view the fishes play,
Just as the tide was flowing.

No more we said, but on our way
We’d gang’d along together;
The small birds sang, and the lambs did play,
And pleasant was the weather.
When we were weary we did sit down
Beneath a tree with branches round;
For my true love at last I’d found,
Just as the tide was flowing.

 

 

Op een morgen in de maand mei
wandelde ik, goed geluimde matroos,
langs de oever van een stromende rivier,
toen ik mijn lief ontdekte.
Zorgeloos wandelde ook zij,
en plukte af en toe een kleurig madeliefje;
en herhaalde haar melodietje zoet,
net zoals het getijde vloeide.

O! Haar jurkje was melkwit,
en versierd met juwelen.
Haar schoenen waren van karmozijnrode zijde,
Net als die van een hofdame.
Haar wangen waren rood, haar ogen bruin,
een kapsel van pijpenkrullen;
en op haar voorhoofd zat niet één rimpeltje,
net zoals het getijde vloeide.

Ik maakte een buiging en zei:”Schone jongedame,
wat bent u hier vroeg;
mijn hart slaat op hol nu ik u zie,
want ik houd echt heel veel van u.
Ik ben een matroos en kom net van zee,
mag ik u begeleiden bij uw wandeling
om samen de visjes te zien spartelen”
net zoals het getijde vloeide.

Zo gezegd, zo gedaan,
we gingen samen op weg;
vogeltjes zongen en lammetjes dartelden,
en het was een heerlijk weertje.
Toen we moe werden zijn we onder het ronde bladerdak van een boom gaan zitten;
eindelijk had ik mijn ware liefde gevonden,
net zoals het getijde vloeide.

 

8. To be sung on the water

Beautiful, my delight.
Pass, as we pass the wave.
Pass, as the mottled night leaves what it cannot save, scattering dark and bright.
Beautiful, my delight, beautiful, pass and be less than the guiltless shade to which our vows were said; Beautiful, my delight,
beautiful, less than the sound of the oar to which our vows were made,
less than the sound of its blade dipping the stream once more.

Mooi, mijn verrukking.
Ga voorbij, terwijl wij de golf voorbijgaan.
Ga voorbij, terwijl de gevlekte nacht achterlaat wat ze niet kan redden, licht en donker verspreidend.
Mooi, ga voorbij en wees minder dan de schuldeloze schaduw waartegen we onze beloften uitspraken.
Mooi, mijn verrukking.
Mooi, minder dan het geluid van de roeiriem waartegen we onze beloften uitspraken.
Minder dan het geluid van zijn blad Dat nogmaals wordt ondergedompeld in de stroom.

9. The sounding sea

O listen to the sounding sea
That beats on the remorseless shore
O listen! for that sound will be
When our wild hearts shall beat no more

O listen well and listen long!
For sitting folded close to me
You could not hear a sweeter song
Than that hoarse murmur of the sea

 

O luister naar de klinkende zee
Die bonkt op de meedogenloze kust
O luister! want zo zal het geluid klinken
als onze wilde harten niet meer zullen kloppen.

O luister goed en luister lang!
Vlij je dicht tegen me aan
Je zou geen zoeter lied kunnen horen
Dan dat schorre geruis van de zee

10. Gymnopedie no. 1 (arr. William Knight)

Oblique et coupant l’ombre un torrent éclatant,
Ruisselait en flots d’or sur la dalle polie.
Où les atomes d’ambre au feu se miroitant,
Mêlaient leur sarabande à la gymnopédie.

Schuin en snijdend in de schaduw als een heldere stroom,
Vloeiend in stromen van goud op de glimmende plaat.
Waar de atomen van barnsteen in het vuur glanzend dansten,
Mengde hun sarabande zich met de gymnopédie.

11. Stars

Alone in the night on a dark hill
With pines around me spicy and still,
And a heaven full of stars over my head
White and topaz and misty red;
Myriads with beating hearts of fire
That aeons cannot vex or tire;
Up the dome of heaven like a great hill,
I watch them marching stately and still,
And I know that I am honoured to be
Witness of so much majesty.

 

‘s Nachts alleen op een donkere heuveltop
De stille dennen vol geur om me heen,
En de hemel, een sterrenhemel ver boven mijn hoofd,
Omnevelde gloed;
myriaden met vurige harteklop
die geen era’s kunnen raken of doven.
Het uitspansel als een heuvel zo groot
zie ik statig en stil boven mij bewegen.
Hemel vol sterren, ik weet me vereerd
Om van zo’n majesteit te mogen getuigen.

 

12. El Fuego

¡Corred, corred, peccadores! No os tardéis en traer luego
agua al fuego, agua al fuego!
¡Fuego, fuego, fuego… !
Este fuego que se enciende es el maldito peccado,
que al que no halla occupado siempre para sí lo prende.
Qualquier que de Dios pretende salvación procure luego
agua al fuego, agua al fuego.
¡Fuego, fuego, fuego… !
Venid presto, peccadores, a matar aqueste fuego;
haced penitencia luego de todos vuestros errores.
Reclamen essas campanas dentro en vuestros coraçones.
Dandán, dandán, dandán,…
Poné en Dios las aficiones, Todas las gentes humanas.
Dandán, dandán, dandán,…
¡Llamad essos aguadores, Luego, luego, sin tardar!
Y ayúdennos a matar este fuego.
No os tardéis en traer luego dentro de vuestra conciencia
mil cargos de penitencia de buen’agua,
y ansí mataréis la fragua de vuestros malos deseos,
y los enemigos feos huyrán.
y los enemigos feos huyrán.
¡Oh cómo el mundo se abrassa
no teniendo a Dios temor,
teniendo siempre su amor
con lo que el demonio amassa!
Por cualquiera que traspassa los mandamientos de Dios,
cantaremos entre nos,
dándole siempre baldones:
“Cadent super eos carbones,
in ignem dejicies eos:
in miseriis non subsistent”,
Este mundo donde andamos es una herviente fragua,
donde no á lugar el agua, si por ventura tardamos.
¡Oh cómo nos abrassamos en el mundo y su hervor!
Por qualquiera peccador que lo que da Dios no toma,
se dirá lo que de Roma quando ardía sin favor:
“Mira Nero, de Tarpeya, a Roma cómo se ardía;
gritos dan niños y viejos y él de nada se dolía”.
¡No os tardéis! ¡Traed, traed agua ya!
¡Y vosotros atajad! ¡Corred! ¡Presto socorred!
¡Sed prestos y muy lijeros
en dar golpes a los pechos!
¡Atajad aquessos techos!
Dandán, dandán, dandán,…
¡Corred, corred! ¡Cortad presto essos maderos!
Tras, tras, tras, tras, traas,…
Dandán, dandán, dandán,…
¡Tañed, tañed, más apriessa,
que vamos sin redención!
¡Tañed presto, que ya cessa
con agua nuestra passión.
Y ansí, con justa razón dirán la gentes humanas:
“¿Dónde las hay, dónde las hay las tales aguas soberanas?”
Toca, Joan, con tu gaitilla, Pues ha cessado el pesar.
Yo te diré un cantar muy polido a maravilla.
Veslo aquí, ea pues, todos decir:
Zon, zon, zon, zon, zon,…
Dindirindín, dindin.
“De la Virgen sin mancilla
ha manado el agua pura”.
Y es que á hecho crïatura
al Hijo de Dios eterno,
para que diesse govierno
al mundo que se perdió;
y una Virgen lo parió,
según havemos sabido,
por reparar lo perdido
de nuestros padres primeros:
¡Alegría, cavalleros!
que nos vino en este día
que parió sancta María
al pastor de los corderos.
Zon, zon, zon, zon, zon,…
Dindiridín, dindiridin…
Y con este nascimiento,
que es de agua dulce y buena,
se repara nuestra pena
para darnos a entender
que tenemos de beber
desta agua los sedientos,
guardando los mandamientos
a que nos obliga Dios,
porque se diga por nos:
“Qui biberit ex hac aqua, non sitiet in aeternum”.

Ren, ren, zondaars!
Wacht niet langer met het gooien van water op het vuur!
Vuur, vuur, vuur…!
Gooi water op het vuur!
Dit oplaaiende vuur is de vervloekte zonde,
Die stopt om hen te vangen
die niets doen.
Wie de verlossing van God zoekt:
gooi water op het vuur!
Vuur, vuur, vuur…!
Zondaars, kom snel
Om dat vuur te doden;
Wees dan berouwvol
Voor al je fouten.
Luid de klokken–dandán–
in je hart.
Leg je liefde in God,
Alle volkeren van de wereld.
Bel de waterdragers,
Nu, nu, zonder uitstel!
Zij zullen ons helpen dit vuur te doven.
Wacht niet langer met te beseffen dat
duizend ladingen water voor bekering nodig zijn,
En daardoor dood je de bron
van je kwade verlangens
en je lelijke vijanden zullen vluchten.
Oh, hoe brandt de wereld
zonder angst voor God,
terwijl Hij altijd zijn liefde koestert
voor wat de duivel verbrandt!
Aan iedereen die de geboden van God overtreedt,
Laten we onder elkaar zingen
Hen altijd vervloeken:
‘Kolen zullen op hen vallen, in ’t vuur zult gij storten:
in ellende;
in diepe putten, zodat ze niet meer opstaan.’
Deze wereld waarin we leven is een kokende oven,
Waar er geen plaats is voor water, als we te laat zijn.
O, wat omhelzen wij elkaar in deze ziedende wereld!
Het zal van iedere zondaar gezegd worden
Wie neemt niet wat God hem geeft,
Hetzelfde werd van Rome gezegd
Toen het zonder genade brandde:
‘Van de rots van Tarpeia,
Nero kijkt hoe heel Rome in brand staat,
Terwijl kinderen en oude mensen schreeuwen,
’ En het deerde hem helemaal niet.’
Laten we niet uitstellen! Breng nu water!
En jullie allemaal, snijd af!
Rennen! Schakel snel hulp in!
Wees snel en heel licht in het op je borst slaan!
Stop het vuur van deze daken!
Snel dat hout kappen!
Laat de bel sneller luiden –dandán–
anders gaan we verloren zonder verlossing!
Laat de bel klinken
zodat onze passie ophoudt met het water!
En dus, met goede reden,
zullen alle volkeren van de wereld zeggen:
‘Waar zijn ze, zulke almachtige wateren?’
Joan, speel op je doedelzak,
want het verdriet is voorbij.
Ik zal een prachtig lied voor je zingen.
Kijk hier dan, iedereen zegt samen:
Door de onbevlekte maagd
is het meest zuivere water gaan stromen.
En zij heeft de mens tot de Zoon van de eeuwige God gemaakt
zodat hij de wereld die hij verloor zou kunnen regeren.
En een maagd baarde hem,
volgens wat we weten,
om te herstellen wat verloren is gegaan
door onze voorouders.
Wees blij, heren, dat hij naar ons toe is gekomen,
op de dag dat de Heilige Maria de herder van de kudde baarde.
En met deze geboorte, gaf ze zoet en goed water.
Ons lijden wordt genezen zodat we kunnen begrijpen dat wij,
die dorst hebben, van dit water moeten drinken,
de geboden opvolgen
zoals God van ons verlangt,
omdat er over ons wordt gezegd:
‘Wie van dit water drinkt
zal nooit meer dorst hebben.’

13. Cum beatus Ignatius

Damnatus esset ad bestias
Et ardore patiendi rugientes
Audirent leones, ait:
Frumentum Christi sum
Dentibus bestiarum immolar
Ut panis mundus inveniar

Ignis, crux, bestiae
confractio ossium
Membrorum et totius corporus contritio
Et tota tormenta diaboli in me veniant:
Tantum ut Christo fruar.

Toen de gezegende Ignatius
veroordeeld werd tot de beesten,
en verlangt te lijden, brullend,
hoort de leeuwen, zei hij:
ik ben het graan van Christus.
De tanden van de dieren zullen mij vermalen.

Zo word ik tot rein brood.Het vuur, het kruis, de beesten breken de botten
van de ledematen en het hele lichaam.
En laat alle kwellingen van de duivel over mij komen.
Om zo Christus te bereiken.

14. The world on fire

Days glowing on the outside with sunshine and frost….
Days glowing on the outside with colour.
Days glowing from the inside, every moment a sun spangled drop of water,
a ripened berry,
a quivering leaf.

The world on fire,
not the fire of destruction,
but of energy, creation,
of love…
burning in every moment.

Dagen die aan de buitenkant gloeien met zonneschijn en vorst….
Dagen die aan de buitenkant gloeien van kleur.
Dagen die van binnenuit gloeien, elk moment een zonovergoten waterdruppel,
een gerijpte bes,
een trillend blad.
De wereld in brand,
niet het vuur van vernietiging,
maar van energie, creatie,
van liefde…
brandend op elk moment.

 

 

15. Fyer, fyer my hart

Fyer, fyer! My hart!
Fa la la la la.

O help, alas, o help!
Ay me, I sit and cry me
And call for help but none comes ny me.
Fa la la la la.

I burne, I burne alas!
Ay me, will none come quench me?
O cast water on and drench me!
Fa la la la la.

 

Brand, brand ! Mijn hart !
Fala lala.

O help, helaas, o help!
Wee mij, ik zit het uit te schreeuwen
en roep om hulp maar niemand komt.
Fala lala.

Ik sta in brand, helaas!
Wee mij, komt niemand mij dan blussen?
O gooi er water op en maak me kleddernat!
Fala lala.

Scroll naar boven